Vanaf mijn vijfde wist ik al dat ik anders was, dat ik een meisje wilde zijn. En wat doe je dan? Dan ga je schieten, duiken, bij de brandweer. Stoer doen om maar niet te laten merken wat je zwakke punt is. Want zo voelt het, als je zwakke punt.
Voordat ik ging trouwen heb ik tegen mijn vrouw gezegd dat ik liever een vrouw was. We dachten allebei: ‘daar komt wel eens een pilletje voor’. Maar ja, dat is niet zo, het zit in je hersenstructuur. Mijn vrouw deed er niet moeilijk over. Ik had mijn eigen middagje, dan mocht ik mij verkleden. Ze kocht ook wel eens sieraden of kleding voor mij. Maar er veranderde iets bij haar. Op vrijdag 20 april 2007 hing er een briefje: ‘Ik hou niet meer van je. Het is over en uit. Vanaf nu ga ik mijn eigen gang’.
Die maandag heb ik meteen de VU gebeld. Al die jaren had ik dat niet gedaan, omdat ik van haar hield. In januari 2009 ben ik met de real-life fase begonnen. Niet omdat dat al moest, maar omdat ik het man zijn zo zat was. De eerste die ik het vertelde was mijn chef. “Weet jij iets over transseksuelen?”, vroeg ik hem.
“Ja” zei hij, “dat zijn mannen die vrouw willen zijn of omgekeerd. Hoezo?”.
“Er zit er één tegenover je. Lees deze brief maar”.
BRIEF
De brief die ik had geschreven las hij twee keer. Toen stond hij op, gaf mij een hand en zei: “gefeliciteerd! Voor mij verandert er niets. Hoe gaan we verder?”. Bij de brandweer Rotterdam word je beoordeeld naar je werk en niet naar je genderindentiteit.
Hij heeft de secretaresse van de commandant gebeld en de volgende dag had ik al een lunchafspraak met de commandant. Ze las mijn brief en zei: “nou, dan gaan we het bekend maken aan het korps. Aan jou de keuze hoe we dat doen. Nu neem je twee dagen vrij. Je gaat naar de kleermaker en maandag kom je als vrouw op het werk”.
Toen moest ik wel even janken. Ik had verwacht dat ze zouden zeggen: “je komt als vent op je werk. Thuis ga je je eigen gang maar”. Dat zou ik ook hebben gedaan. Maar dit was zo mooi.
In die twee dagen stond mijn mobiel niet stil. Allemaal leuke reacties. De mindere kwamen later, op de werkvloer. ‘s Maandags ging ik in mijn nieuwe uniform met geföhnd haar en een lippenstiftje op naar de kazerne. Geen nagellak, geen overdreven dingen. Maar er kwam niemand naast me zitten. “Oh, daar heb je Kelly”, hoorde ik iemand zeggen. Een verwijzing naar Kelly uit Big Brother. Uiteindelijk kwam er een mannelijke collega die mij complimenten maakten, mij twee zoenen gaf en naast mij ging zitten. Een vrouwelijke collega gaf mij later een brief. Die eindigde met de woorden: “ik kom je nog wel eens tegen op het damestoilet”.
NAAMBORDJE
Voor mijn werk kwam ik veel op andere kazernes en het gemeentehuis. De eerste twee weken was ik vooral bezig met uitleggen. De voorzitters van de commissies had ik een brief gestuurd. Bij de deelraad Feyenoord kreeg ik meteen een nieuw naambordje: Bernadette Bakker. “Er is hier iemand lichamelijk veranderd”, zei de voorzitter. “Heeft iemand vragen?”. Die waren er niet.
Nu denk ik weleens: dat ik zo over straat durfde! Ik zag er toen nog lang niet zo vrouwelijk uit als nu. Tegenwoordig geef ik voorlichtingen over brandveiligheid aan schoolklassen, maar ook in bejaardenhuizen. Als mensen horen dat ik al dertig jaar bij de brandweer zit, gaan ze wel eens rekenen. “Ik was de eerste brandweervrouw in Nederland”, zeg ik dan.
(Tekst: Robert Witte)